top of page
Zoeken
  • Foto van schrijverCharlotte

Soms zit het mee, soms zit het even tegen...

15-08-2018

Onze Landrover is ermee opgehouden. En deze keer is er wel wat meer aan de hand dan alleen een lege accu. Toen ik de motorolie aan de zijkanten van de auto af zag druipen wist ik dat het niet goed was. En daar stonden we, in de middle of nowhere, zonder telefoonbereik…


Ik had mijn laatste drie trips op de boot gewerkt als ‘domestic’. Omdat onze domestic weg ging mocht ik het overnemen. ‘Domestic’ is een leukere naam voor poetsvrouw. Maar ik vond het heerlijk. Geen zere handen meer, niet meer zwaar tillen, niet meer bang zijn om mijn vingers kwijt te raken in de touwen en niet meer zo’n belachelijk lange dagen. Dat waren denk ik mijn beste weken. Makkelijk baantje, muziekje op en gaan. Elke dag poetste ik de hele boot van binnen, waste ik de kleren van de mannen en elk uur, zodra de duikers weer omhoog kwamen, hielp ik mee met het schoonmaken van de schelpen, de schelpen in panelen te stoppen en het was mijn verantwoordelijkheid de panelen te tellen en te taggen en ze aan de dumpboot te geven die de panelen vervolgens weer ergens in zee dumpt, 9x per dag.

Als mijn werk klaar was ging ik tussendoor werken aan mijn takenboek voor mijn bootlicentie (coxswains, je mag een boot besturen tot 12 meter) of leerde ik voor mijn divemaster. Je zult wel denken, waar komt dat ineens vandaan. Nou, als je hier je coxswains hebt, krijg je veel meer mogelijkheden om op een boot te werken, als duikmaster te werken of in toerisme te werken. En om mijn takenboek te behalen heb ik enorm veel hulp gekregen van onze Engineer. Toen ik het takenboek kocht dacht ik dat ik er één in het chinees gekocht had want ik snapte er niets van. Hoe moest ik hier in vredesnaam aan beginnen? Ik moest boten gaan besturen, bootregels leren, onderdelen van boten tekenen, services uitvoeren en dingen doen waar ik nog nooit van gehoord had. Uren en uren heb ik uitleg gekregen van de engineer, heeft hij me de motoren van de boot laten zien en alles eromheen, heb ik meegeholpen om dingen te herstellen, te controleren etc. Het is namelijk zo dat vanaf een bepaalde lengte van de boot er naast de schipper ook altijd een engineer aan boord moet zijn. Dat was dus Greg, mijn maatje. Wat heb ik wat met hem af gelachen.

En ik heb zelfs de dumpboot mogen besturen! De dumpboot is een 10 meter lange boot, naast de ‘moederboot’ die de hele dag panelen op een toegewezen plek in de zee dumpt. Ook dat was iets wat ik moest doen in mijn takenboek. Iedereen wist ondertussen dat ik met mijn takenboek bezig was en de dag dat we bijna weer aan land waren moesten we naar een andere Paspaley boot om iemand af te zetten. “Charlotte! Jij mag de dumpboot besturen!”, riep één van de mannen. WAT?! IK?! WAAAAHHH!! Ik sprong gauw in de boot en daar gingen we. Oh mijn god wat heb ik daarvan genoten. Het is zo’n goed gevoel. Maar toen moest ik de boot naast de grote boot parkeren. En dat is zo makkelijk nog niet. Er stonden er een paar te kijken en ik had een paar mannen in de boot. De druk werd hoog. Maar met goede instructies kreeg ik het uiteindelijk voor elkaar om de boot te parkeren. Het vertrek ging echter soepeler. Toen ik terug ging naar onze boot, de Clare II, stond de schipper vanuit het dek te kijken. De schipper komt nooit uit zijn wielhuis en net wanneer ik de boot aan het besturen was stond hij daar. Ik had soms een beetje schrik van de schipper. Hij is zo iemand die kei hard kan zijn, als je iets aan hem wil vragen moet je het juiste moment nemen en inschatten of hij een goede dag heeft of niet, soms moeilijk om een praatje mee te maken maar hij is super eerlijk. Streng maar rechtvaardig. En uiteindelijk kon ik er eigenlijk wel heel goed mee opschieten en heb ik veel met hem gelachen. Ik denk dat hij zo iemand is die eerst de kat uit te boom kijkt en als hij je leert kennen hij echt een topvent is.

Dus de schipper stond te kijken, hield zijn handen voor zijn ogen en zei: “Ohjeej, de domestic is de boot aan het besturen…” Maar ook dat verliep best prima. Maar het moment dat ik de mannen weer op ging halen ging het bijna mis. Ik kreeg de instructie dat ik best wel harder kon gaan dus met volle vaart, 60km/u gingen we over het water. Tot het moment dat één van de mannen de motoren weer liet zakken en we om één of andere reden een 180 graden naar links maakte met volle vaart. Twee vlogen er door de boot en ik stond met mijn handen voor mijn mond. “WAT GEBEURDE ER?!!!!” Ze hebben het aan me uitgelegd maar ik snap het eigenlijk nog niet. Wel een les geleerd met die boot.


In mijn vorige blog schreef ik dat de walvissen bijna zouden komen maar omdat ik voortaan binnen werkte als domestic kon ik het niet continu in de gaten houden. Elke dag gaf ik de mannen aan dek de opdracht om me te roepen als ze er één zouden zien. En ik had het kunnen weten… daar waren ze me mee voor de gek aan het houden. “Charlotte!!! A WHALE!!!” Hoorde ik dan en elke keer rende ik naar de deur met de hoop dat er een walvis was. Maar nee. En lachen dat ze deden. Tot de laatste dag van trip 5. We hadden onze 12 dagen op zee erop zitten en waren terug aan het stomen naar Broome en dezelfde jongen riep me en vroeg me of ik de walvissen had gezien. WAAR?! We liepen… nee ik rende… naar het dek en het leek wel een scene uit een film. De zon ging onder en daar waar hij onder ging waren drie walvissen continu uit het water aan het springen. Bijna iedereen kwam naar buiten om ze te bekijken en daar stonden we, allemaal met een biertje in de hand, met de zonsondergang en de eerste walvissen. Mooier had het niet kunnen zijn.

Trip 6, mijn laatste trip, stikte het van de walvissen dat je soms gewoon niet wist waar je moest kijken. Nu was het de schipper die me elke keer riep zodra hij een walvis zag. Hij zei er bijna een dagtaak aan te hebben om me weer te zoeken en te roepen. Maar elke keer vond ik het geweldig, ik kon er echt geen genoeg van krijgen. Hoe enorm bijzonder is het dat je die prachtige beesten gewoon elke dag kunt zien terwijl je aan het werk bent. Ik kan geen betere werkplek bedenken.

Op een dag, toen de walvissen heel dichtbij waren was ik op het dek aan het dagdromen en zei ik voor de grap: “Ik zou willen dat onze dumpbootbestuurder niet zo’n ouwe mopperkont is.” Ik zag namelijk een andere dumpboot regelmatig dicht bij de walvissen.

En geloof me, soms zijn mannen net vrouwen, dus één van de mannen die dat hoorde ging naar de dumpbootbestuurder en vertelde hem wat ik net zei. Ik noem de schipper van de dumpboot even Mick. Mick is iemand die enorm eigenwijs is en zijn eigen ding doet. Je ziet hem eigenlijk nooit, alleen als hij zijn koffie klaar maakt in de keuken en weg is hij weer. Je weet dat hij er weer is als je een schreeuwende zware stem hoort. De eerste trip dat ik met Mick moest werken was ik na 10 dagen zo klaar met hem dat ik hem zelfs zei dat ik blij was dat ik hem een paar dagen niet zou zien. Ik zou hem het irritante broertje noemen, en dat weet hij. Hij is 10 jaar ouder dan mij maar oh zo irritant. Je kunt hem niks vragen want daar krijg je een schreeuwende NO! op. Maar eigenlijk begon ik te zien dat hij wel een klein hartje heeft. En op het moment dat ik hem voor de gek ging houden en ik hem soms stil kreeg werd het een totaal andere kerel. Nog steeds irritant maar ik kon me kapot lachen met hem.

En ik denk dat het hem een beetje pijn deed dat ik hem een ouwe mopperkont noemde. Een uur erna kwam hij naar me toe en fluisterde hij in mijn oor (hij komt nooit dichtbij, dus ik wist niet wat er gebeurde!): “Wil je morgen met de dumpboot mee, dan gaan we de walvissen zoeken.” Van degene die kei hard schreeuwde dat walvissen domme dieren zijn, die me uitlachte als ik weer zowat aan het springen was dat ik er weer eentje zag en me daarmee voor de gek aan het houden was, en me nu mee wilde nemen om dichtbij te komen! Wat een topgozer!

Die nacht kon ik niet slapen, ik voelde me als een kind de nacht voor je verjaardag.

En ja hoor, in de middag mocht ik mee, maar ik moest wel meehelpen, zei Mick. NATUURLIJK! Dus nadat we de panelen in het water gedumpt hadden gingen we op zoek naar de walvissen. We zagen er al een aantal op de heenweg maar ze waren wat verder weg. Tot ze op de terugweg steeds dichterbij kwamen en we de motor uitzette en ze naar ons toe kwamen gezwommen. Ze zwommen onder de boot door, ik zag ze opkomen naast de boot, ze sloegen hun vinnen op het water en kwamen elke keer terug. Mijn god, ik heb zowat gejankt van blijdschap. Zelfs Mick had een big smile op zijn gezicht en zei dat het onbetaalbaar was om mijn gezicht te zien. Ik zei dat hij mijn droom heeft uit doen komen en ik kreeg een grote lach terug en hij zei: “Weet ik Charlotte. Als we niet hadden hoeven werken was ik hier de hele dag beleven.” Hij is een topper! Dat moment zal ik niet snel meer vergeten.

De laatste dag op de boot was aangebroken, we hadden het maximale quotum van de overheid behaald en iedereen was super blij. Maar ik was een beetje verdrietig. Ik kon nog één extra dag werken. En waarom ook niet? We moesten de boot opruimen met een paar man. En op het moment dat ik over moest stappen van de dump boot naar een iets grotere boot en mijn voet op de rand zette gleed ik uit en viel ik tussen de twee boten in. Maar als een ninja had ik het om een of andere reden voor elkaar gekregen om met de ene arm op de rand van de ene boot te balanceren en met de andere arm op de rand van de andere boot, met mijn voeten in het water. Zie je het voor je?

De mannen probeerden me omhoog te tillen wat uiteindelijk lukte. Wat was ik geschrokken en wat had ik een geluk dat het een rustige zee was die dag. Anders was ik gewoon geplet tussen de twee boten. Wat moet het een stom gezicht geweest zijn. Nadat ik veilig op de andere boot stond, en de mannen bevestigd kregen dat het goed met me ging, begonnen we dan ook allemaal te lachen.

Ik voelde me verwend op de boot. De engineer gaf me cadeau’s en hielp me enorm met mijn werk en mijn takenboek, de mannen waren altijd goed voor me en hadden respect voor me, ook al moest ik hun onderbroeken wassen, liep ik rond in mijn oudste kleren, zonder make-up en met mijn gepimpte crocs, en oké, ze hielden ervan om me op te butsen maar dat deed ik andersom ook. Elke keer op de laatste werkdag, net voordat we aan land gingen, deed ik mascara op, alleen mascara. En elke keer zeiden ze: ‘You know that it’s sailday when Charlotte wears make-up.’ ‘Of: ‘Charlotte, je ziet er anders uit, heb je make-up op?’

De schipper was goed voor me, en ik vond het heerlijk om op zee te zijn, om op zee te leven.

Iemand stuurde me een paar dagen terug berichtje of ik blij was dat mijn werkdagen erop zaten en ik weer kon gaan reizen. Natuurlijk was ik blij dat ik weer kon gaan reizen, maar ik moet eerlijk zeggen dat het werk niet als werk voelde maar dat het een onderdeel was van mijn avonturen en van mijn reis. Wie had dat gedacht, ik als verpleegkundige en na een management opleiding, zittend op een kantoor, nu werkend op een boot, met 15 mannen, elke dag zo goor worden van de troep wat uit het water komt en op de schelpen zit, vol zitten met olie omdat je de engineer meehelpt en soms bijna moet overgeven tijdens het poetsen omdat er zo’n sterke deining is en ik me vast moet houden tegen de muren. Lange dagen van 12-14 uur maar toch enorm genieten. Geluk lijkt anders dan voorheen. Ik voel me gelukkig omdat mijn neefje Cis geboren was en ik de eerste was die hem via skype kon zien, maar ik voel ook geluk omdat ik uit die vertrouwde zone stap. En eerlijk gezegd realiseer ik me dat ik niet terug wil naar die vertrouwde zone.

En om dat te bevestigen was het tijd om te gaan skydiven!

Skydiven. Ik heb altijd gezegd dat ik dat ooit een keer wilde doen, ook al heb ik een enorme hoogtevrees. Ik heb de bungeejump een paar jaar geleden gemaakt in Nepal, daarvan zei ik dat nooit te doen, maar skydiven stond op mijn lijst. Één van de mannen op de boot had geregeld dat ze met een aantal andere mannen van de boot gingen skydiven en vroegen mij mee. Met z’n achten hadden we ons ingeschreven.

Omdat we maar per 2 het vliegtuig in konden om te springen en ik de laatste was met Josh konden we de blije hoofden zien nadat de anderen de grond weer aanraakten. Tot ik en Josh aan de beurt waren. Ik moet zeggen dat ik zeker minder zenuwachtig was dan met de bungeejump. En het was gewoon prachtig. Alleen al van de vlucht in het vliegtuigje was ik aan het genieten omdat het zo mooi was. Dus mijn zenuwen werden in bedwang gehouden door de natuurpracht. Josh wilde eerst springen en ik zag hem verdwijnen uit het vliegtuig. Ik was de volgende… één been het vliegtuig uit en de andere en daar gingen we. De hele weg naar beneden heb ik geschreeuwd tot de parachute open ging en ik denk ik 30 keer gezegd heb hoe gaaf het was en hoe mooi het was tijdens de parachute vlucht.


Dit was het beste om mijn tijd in Broome met een geweldige herinnering te beëindigen. Broome was een rollercoaster maar ik heb er uiteindelijk zo van genoten. En ik ga Broome gek genoeg zelfs wel een beetje missen. Ik heb Broome en de omgeving steeds meer leren waarderen en voelde me zelfs wel een beetje thuis.

Na een geweldige skydive, de laatste avond uit met alle mannen van de boot en een verdrietig afscheid verlieten we Broome, nadat ik Sharlene (de moeder waar ik een tijdje gewoond heb) nog even snel een bezoek bracht op haar werk om haar een knuffel te geven. Op naar een nieuw avontuur.

Het was tijd om Broome te verlaten. En Broome heeft me uiteindelijk veel meer gegeven dan ik in eerste instantie had gedacht. Ik heb super gave nieuwe ervaringen, levenslessen opgedaan, bijzondere vriendschappen gemaakt en ontzettend mooie plekken gezien.

Het was bijzonder om zo achteraf te wonen en werken. De volgende stad vanaf Broome is Perth, 2240km of Darwin, 1900km. Niet zomaar om de hoek.

Maar vol reislust en goede moed gingen we weer op pad en reden we richting Karijini Nationaal park. Karijini was de eerste toeristische bezienswaardigheid maar daarvoor moesten we 950 km rijden. We verlieten Broome rond 11 uur en besloten te kijken hoe ver we zouden komen. Omdat onze volgeladen Landrover niet zo hard rijdt konden we Karijini niet bereiken voor het donker en besloten we ergens langs de weg te parkeren. Maar net voordat we in het donker wilden stoppen en we op de snelweg aan het rijden waren stond mijn hart even stil.

Op het moment dat een vrachtwagen ons tegemoet kwam, begon een tegenligger de vrachtwagen in te halen. De tegenligger had ons blijkbaar over het hoofd gezien en week uit naar de berm, maar op hetzelfde moment dat hij uitweek naar de berm, deden wij dat ook om de tegenligger te ontwijken. En stel je even voor dat we dus 100km/u reden. Wat ons grote geluk was, was dat de tegenligger in de berm bleef rijden en Ray de auto weer terug op de weg slingerde. Op dat moment kwam de vrachtwagen voorbij welke we net miste en we weer door konden rijden. Ray en ik stopte langs de weg en keken elkaar met grote ogen aan zonder te praten.

Weetje, de wegen zijn hier zo extreem en je moet hier voor zoveel dingen uitkijken. Koeien op de weg, kangaroo’s die oversteken, emoes en dus ook tegenliggers die inhalen of in slaap vallen tijdens de ellenlange ritten. En ‘s avonds is het nog een grotere uitdaging.

Phoe, dat was me een ritje wel en het was tijd om te gaan slapen.

Karijini was prachtig maar de temperatuur was gedaald en na Broome waren we de kou niet meer gewend, 20-25 graden. We hebben een paar hikes gedaan door de prachtige Gorges.

Tijdens een hike moesten we sommige stukken door het water lopen en het water was zo ontzettend koud. Kraakhelder maar ijskoud. Ik had 4 lagen aan en toen we nog een stukje verder moesten naar een natuurlijk zwembad besloot ik te stoppen. Het was te smal en te moeilijk om langs het water af te klimmen. Ray vond het wel een uitdaging en kroop en klom met zijn handen en voeten langs het water af. Tot de twee handen los kwamen en ik die twee handen in de lucht zag zwaaien, het volgende was een plons in het water. Het leek net een natte hond toen hij uit het water kwam. Telefoon in het water, en alles was nat. Wat heb ik gelachen!


We besloten na 3 dagen weer te gaan. Op naar Exmouth, Ningaloo Reef. Hetgeen waar ik al 1,5 jaar van droomde en waar we nu eindelijk naartoe gingen.

Karijini nationaal park naar Exmouth is een rit van 610km en we dachten dat wel in een dag te kunnen doen. Maar die dag verliep was anders dan we hadden verwacht…

Tussen Exmouth en Karijini nationaal park is niets, er is amper een dorp. We reden kilometers en kilometers over een zandweg, zagen mensen langs de weg met stukken en dachten: ‘Oh wat erg om hier met stukken te staan’.

Om 15.00u waren wij één van die mensen met stukken langs de weg. Net op het moment dat ik aan het rijden ben houdt hij ermee op (Ray herinnerd me daar maar al te graag aan), 300km van Exmouth af.

We opende de motorkap en de auto begon te roken. De ventilator draaide volle toeren en alles zat onder de motorolie. Zelfs de zijkanten van de auto. Dit was niet goed…

Het water was bijna op (niet erg slim), we hadden allebei geen telefoonbereik en er kwamen bijna geen auto’s voorbij.

Oké, wat nu? Er was een tankstation, 50 km van de plek waar we met stukken kwamen te staan. Maar het tankstation is dan ook het enige wat er mijlenver te vinden is.

We besloten dat ik zou gaan liften en Ray bij de auto zou blijven. We gokten het erop dat ik daar bereik zou hebben en zou kunnen bellen met de roadservice.

Er kwam net een auto voorbij rijden, toeristen, een Frans koppel met hun zoon. Omdat er verder in heel de omgeving niets is, moet iedereen stoppen bij het tankstation om te tanken, dus ook zij. Ik had een lift…

Met goede moed, maar toch wel zenuwachtig, belde ik de roadservice. Zij kunnen ons vast helpen. Maar niets was minder waar, we waren te afgelegen en ze konden niemand sturen om de auto te controleren of te trekken. Het antwoord was dat we zelf iets moesten regelen. We moesten de volgende dag maar terug bellen en dan konden ze de auto voor een belachelijk bedrag naar Exmouth takelen om de auto te controleren, niet eens te maken omdat er geen Landrover reparateur is.

Bedankt RAA. Ik was ondertussen uren verder, Ray wist niet wat er aan de hand was want ik kon hem niet bellen of niets en de zon begon al langzaam te zakken.

Het tankstation had een hele kleine camping en een paar containers met wat kamers. Dat was een optie. Ik kon kijken of iemand Ray op kon pikken, maar dan moesten we de auto in the middle of nowhere achterlaten. En je auto hier achterlaten met al je spullen is niet zo’n slim plan want ze halen er zelfs je autostoelen uit en je wielen af. Maar we konden met geen mogelijkheid de auto meer rijden want de olie was plat. Mijn volgende optie was om iemand te vragen de auto naar de camping te trekken zodat we in ieder geval de daktent hadden om in te slapen en vanuit daar verder een plan te bedenken. Maar dat was een uitdaging.

Omdat het wat begon te schemeren waren er niet meer veel mensen. En wie wil een zware Landrover trekken, net voordat de zon onder gaat met het risico dat je auto zelf naar de knoppen gaat. Ik vroeg de jongen aan de kassa of hij ons kon helpen, zonder resultaat. “Maar misschien kunnen zij je helpen.”, zei hij, en wees naar twee mannen die net iets afgerekend hadden.

Ze keken elkaar aan en vroegen me best onbeleefd wat ik moest. Omdat ik best zenuwachtig was en ze er niet echt vriendelijk uit zagen, begon ik een beetje in het Engels te mummelen tot ik duidelijk kreeg wat ik van ze moest. Ze keken elkaar aan en waren wat aan het mopperen tegen elkaar. Tot er één zei: “Oké, ik help je wel. Heb je een touw?” Oh shit een touw. Daar had ik nog niet aan gedacht. Ik vroeg hem om op me te wachten en ging de camping op om een touw zien te regelen. In Australië stikt het naast de backpackers van de Grey Nomads. Gepensioneerden met de grootste, duurste auto’s en vierwiel aangedreven caravans die maanden of jaren rondreizen door Australië.

Na een aantal afwijzingen vond ik iemand met een touw. Mark ruimde zijn auto wat op zodat ik kon zitten, gooide de lege blikken bier op de achterbank en we konden gaan. Terwijl ik in de auto stapte vroeg ik me af of het wel zo’n goed idee was. Hij was een beetje aan het mopperen terwijl ik tegen hem aan het zeggen was hoe dankbaar ik hem was. “Hier moeten we rechts”, zei ik. Hij reed zo hard dat ik het idee kreeg dat hij ‘hier’ niet rechts ging. ‘Jaja, dat weet ik.’ Maar ik raakte met Mark aan de praat en hij bleek een hart van goud te hebben. Hij zei als ik dik en lelijk was geweest dat hij me niet had geholpen.

We bereikten Ray, maakten het veel te korte touw op een erg onprofessionele manier vast aan beide auto’s en daar gingen we. De eerste meters kwamen we erachter dat de rem het niet deed en moesten we de handrem gebruiken. Ik denk dat we allebei een uur lang met dichtgeknepen kont in de auto hebben gezeten, omdat we bang waren dat we op zijn auto in zouden rijden, maar na een uur zweten hadden we het tankstation bereikt.

Mark, onze reddende engel, zei dat hij zijn huis vanavond niet meer kon bereiken en wel ergens langs de weg zou gaan slapen. Dat was dat. Een man die ons, zonder dat hij ook maar iets terug wilde, hielp om ons een stapje verder te krijgen. Dat is toch geweldig?!

Maarja, naast het tankstation was hier verder niets. De eerste nacht konden we allebei niet slapen. Ik was al op en net op het moment dat Ray uit de daktent kwam, kwam er een takelwagen het tankstation op gereden. Ray rende er naartoe en kwam terug met een big smile: “Hij komt ons morgen ophalen en kan de auto naar Perth brengen!” Nou, dat was echt ongelofelijk. Ik wist echt niet hoe we hier ooit weg konden komen en dacht dat we er nog wel een paar weken zouden staan en wat een geluk dat we hem tegen kwamen. In Perth zouden we zoveel meer kans hebben om de auto te kunnen laten maken en hij deed het voor nog niet zo’n slecht bedrag ook.

Er was één ding. Hij kon ons niet meenemen naar Perth…

Het plan was om een lift te regelen naar Exmouth, daar toch proberen te genieten, te snorkelen en te duiken en dan een vlucht te nemen naar Perth.

De auto werd netjes de volgende dag opgehaald en voor het eerst in mijn leven ging ik liften. We hadden onze tassen ingepakt, moesten veel in de auto achterlaten en hielden ons kartonnetje vast met ‘Exmouth’ erop. Zoveel mensen die ons zeiden dat het ons wel ging lukken, maar dat zij ons niet konden helpen omdat ze de andere kant op gingen. Tot een oud koppeltje stopte en ons wel een lift naar Exmouth wilde geven. Wat super lief!

Weer een stapje dichterbij…


Exmouth is niet veel. Het is vooral gericht op het toerisme: walvissentours, walvishaaientours, duiken en snorkelen. Naast Exmouth is er het Cape nationaal park waar je Ningaloo reef kunt vinden. We waren ineens weer backpackers en ik miste de auto al snel. Daarnaast had ik net alle duikspullen gekocht voor Ningaloo Reef wat we nu achter moesten laten in de auto die naar Perth ging.

Gelukkig hadden we nog net wat plek in onze backpacks voor onze snorkelspullen dus we besloten een auto te huren en door het nationale park te rijden. Toch een beetje proberen te genieten van de plek. Van de Landrover stapten we over naar een kleine Hyundai Getz maar ik was blij dat we onze snorkelspullen hadden en bij een super mooi rif konden snorkelen. Je liep het water in en daar was het prachtige koraal en het super mooie onderwaterleven.

Maarrrr… ik moet eerlijk bekennen dat het me tegenviel. Een plek waar ik 1,5 jaar wekelijks naar uitkeek valt nu tegen. En niet de plek, niet het koraal, niet het onderwaterleven, maar de kou! Ik had het na 15 minuten (het voelde een uur) al gehad en kwam uit het water met kippenvel en blauwe lippen.

We hadden grootse plannen om een heel bijzondere duik te maken in Exmouth en een paar rifduiken te maken. Duur maar het zou het waard zijn. Maar toen we uit het water kwamen na het snorkelen zeiden we zowat tegelijk tegen elkaar: “Zullen we de duiken maar skippen?” En we begonnen allebei kei hard te lachen. Wat een grap, dit moest het hoogtepunt zijn van onze westkust trip en het viel tegen! We zijn er gewoon in de verkeerde tijd. Het is nu winter en ik kon best in een bikini op het strand liggen maar het water was gewoon te koud. En we zijn waarschijnlijk de Broome watertemperaturen gewend.

Ik heb er toch van genoten en ik zag onze vriendelijke vrienden, de walvissen, weer uit het water springen in de verte.


Eerder dan gepland boekten we onze vlucht naar Perth en brachten we de huurauto terug. En het moment dat we de auto tanken (ik stond naast de pomp), 5 minuten voor we de auto gingen inleveren, rijdt Ray de Getz in zijn achteruit met om een of andere reden een snelle vaart en rijdt volle bak tegen een pomp aan. Ik vergeet zijn gezicht op dat moment nooit meer. Nadat ik als een standbeeld met mijn handen voor mijn mond weer kon bewegen wist ik niet of ik moest huilen of moest lachen en ik begon kei hard te lachen! Dit kon er nog wel bij. Aan de knal te horen leek de schade veel groter dan hij eigenlijk was en gingen we toch met wat schrik terug naar het autohuurbedrijf. Ik denk dat we ook deze keer geluk hadden want ik heb tot heden toe nog niets gehoord van de schade.


Dus… na al onze nieuwe avonturen, ook al hebben ze al onze plannen in de soep gegooid, heb ik er toch weer vele nieuwe ervaringen bij en zijn we nu in….Perth! Ik keek door het vliegtuigraampje en ik zag regen! NEEEEE!!! Sinds februari had ik geen drup regen gezien. In plaats van mijn shorts en slippers kon ik mijn lange broek, warme schoenen en jas weer uit mijn koffers halen.

De engineer is een engel want we mogen in zijn huis blijven tot de auto gemaakt is en mogen we zijn auto gebruiken. En hij heeft een prachtig huis! Op zulke momenten realiseer ik me dat het niet uitmaakt wat je meemaakt of hoe, er is uiteindelijk altijd een oplossing en er zijn zo’n geweldige goede mensen in de wereld die helpen zonder iets terug te willen van je.

Begrijp me niet verkeerd, ik baal enorm, ik verveel me hier behoorlijk en ik maak me zorgen om de auto. Maar ook dit hoort erbij. En tijdens het reizen moet je flexibel blijven. Dat maakt het eigenlijk wel weer mooi. Want wie weet wat er hierna gaat gebeuren en wat voor mooie plekken we zien of gave avonturen we gaan meemaken. Geen idee. We zien het allemaal wel.

132 weergaven2 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven
bottom of page